doneer nu materialen webshop



Een maandagmiddag

op de Garden of Hope in Hammanskraal


Wanneer Carianne en ik over het grondpad richting de Garden of Hope rijden, tuur ik door de voorruit of ik al kinderen zie. Ja hoor, vanaf een afstandje zie ik dat er veel kinderen op het terrein zijn. De gekleurde speeltoestellen zijn vol en daaromheen staan nog diverse kinderen. Als we de auto neerzetten, komen er verschillenden naar ons toe. Ik groet hen: “Dumêlang, le kae?” (Hallo, hoe gaat het met jullie?) Enkele kinderen beginnen vervolgens tegen ons te praten. Ik versta enkele woorden, maar begrijp niet precies wat ze bedoelen. Dat is te hoog gegrepen voor mijn kennis van het Setswana (plaatselijke taal). Gelukkig is Carianne verder met haar taalstudie, zij geeft de kinderen een antwoord op hun vraag.


Promise, een lokale collega, zet een tafeltje en stoel voor de hal. Al snel vormt zich voor het tafeltje een lange rij. De kinderen weten dat het tijd is om zich te laten registreren. Promise schrijft de namen op en controleert de temperatuur van de kinderen. Ondertussen zet Carianne ruim 20 grote stoelen klaar in een aparte ruimte voor haar groep: de tieners. In de grote hal zet ik de overige grote stoelen neer en enkele rijen kleurrijke stoeltjes voor mijn groep: de jongere kinderen. Ik tel de stoelen, het zijn er bijna 40. Een blik door de ramen doet me beseffen dat er meer kinderen zijn dan stoelen. Voorin zet ik een tafeltje, waarop ik de Bijbel en enkele spullen neerleg die ik nodig heb bij de Bijbelvertelling. Gelukkig is er tussen de voorste rij en mijn tafeltje nog ruimte genoeg, daar kunnen kinderen op de grond zitten. Boven het tafeltje hang ik een groot flanellen doek, hierop plak ik tijdens de vertelling flanellen figuren, zodat het verhaal voor de kinderen zichtbaar gaat leven.


Als ik klaar ben met alle voorbereidingen loop ik naar buiten om te kijken of alle kinderen al opgeschreven zijn. Ik maak een praatje met enkele lokale collega’s die bezig zijn om voor al deze kinderen eten te koken. Vandaag is het geen maïspap, maar rijst met groenten. Het ruikt lekker! Ondertussen zie ik Promise opstaan, hij is klaar met registreren. Boven het lawaai van alle kinderen uit, roepen we dat het tijd is voor het programma. De meeste kinderen stoppen gelijk waar ze mee bezig zijn en rennen naar de hal waar ze een stoeltje proberen te bemachtigen. Voor de meeste kinderen is er vandaag geen stoel, maar er is nog genoeg ruimte op de grond. De tieners komen een stukje rustiger naar binnen. Zij lopen door de hal naar de ruimte waar Carianne hen opwacht. Al snel hoor ik weinig geluiden meer vanuit die ruimte. In de hal is het echter nog een drukte van belang. Als alle kinderen uiteindelijk een plekje hebben, spreekt Itumeleng de kinderen toe. Vandaag doen wij samen het programma voor de jongere kinderen. Stilletjes laat ik mijn blik over de kinderen gaan en probeer ik hen de tellen. Wat een ontzettend grote groep vandaag. Toch ben ik nog verbaasd als ik 92 kinderen tel, dat zijn 92 zielen. Wat een verantwoordelijkheid!


Alle kinderen gaan staan, we beginnen met zingen en gebed. Itumeleng zet in met een lied en al snel schallen bijna 100 kinderstemmetjes door de hal. Na twee liederen vraag ik in gebed de Heere om een zegen over het Bijbelverhaal van die middag. Na het gebed is het even een geschuifel, want de kinderen moeten weer gaan zitten. Als iedereen zit en de rust is weergekeerd, vraag ik de kinderen terug naar de vorige vertelling. “Wie moest er een ark bouwen? Goed zo, Noach. Bleven Noach en zijn familie altijd in de ark? Nee hé, daar vertellen we vandaag meer over, maar eerst lezen we daarover uit de Bijbel. Luister maar goed.” Als Itumeleng klaar is met het lezen uit de Bijbel, vertel ik over Noach die zo lang moest wachten voordat hij weer uit de ark mocht. Na elke zin wacht ik even, zodat Itumeleng het kan vertalen in het Setswana. Tijdens de vertelling verschijnt het verhaal ook op het flanellen doek. Ik plak aan het begin grote golven en een ark op. De kinderen zien hoe er langzaam weer bergtoppen zichtbaar worden en dat de ark op de top van een berg terecht komt. Als ik vertel over het zakkende water haal ik de grote golven weg en plak ik bomen en gras op het flanel. Olifanten en giraffen komen uit de ark gerend wanneer de Heere tegen Noach zegt dat hij uit de ark mag. Daarnaast plak ik acht mensen, Noach en zijn familie. Tot slotte verschijnt in de lucht de regenboog. De kinderen luisteren vol aandacht en kijken naar de figuren die ik ondertussen op het flanel plak. Ze luisteren goed vandaag, dat merk ik ook als ik aan het einde enkele vragen over de vertelling stel. Bij elke vraag zijn er wel kinderen die het juiste antwoord weten.


Na het Bijbelverhaal wordt het rumoeriger, de kinderen hebben al een tijdje stil moeten zitten. We manen de kinderen nog een keer tot stilte, want er moet nog geoefend worden. “Wie kent het Bijbelvers al?” Enkele kinderen steken hun vinger op. Met elkaar zeggen we enkele keren Romeinen 5:12 op. De eerste helft kennen ze goed, de tweede helft moeten we nog langer oefenen. Daarna oefenen we nog een Engelse psalm, maar dit is erg moeilijk voor de meeste kinderen. Het volgende lied heb ik al klaar liggen. Het is een Bijbelvers in Setswana die wij op melodie gezet hebben. Dit zal eenvoudiger zijn om aan te leren, omdat de kinderen dan begrijpen wat ze zingen.


Na het oefenen loop ik naar een luik tussen de hal en de keuken. “Dijô, di lokile naa?” (Is het eten klaar?) Gelukkig, het eten is klaar. De kinderen gaan staan en zeggen gezamenlijk een gebed op voor het eten. Daarna wijzen wij de allerkleinste kinderen aan, zij mogen eerst. De ervaring heeft geleerd dat zij anders onder de voet gelopen worden door de iets grotere kinderen. Ik loop naar het luik en de kleintjes geven allemaal een bakje aan mij. Sommigen geven een broodtrommel, anderen een leeg boterkuipje. De bakjes gaan door het luik naar de keuken en daar worden ze vol geschept. Ondertussen staan de andere kinderen te springen en zijn zij bijna niet tegen te houden. We proberen hen in rijen te zetten, maar ze willen te graag hun bakjes inleveren om eten te krijgen. Na wat getrek en geduw staan de meeste kinderen dicht op elkaar gepropt in rijen, te wachten tot hun broodtrommel of boterkuipje wordt vol geschept. Gelukkig is er vandaag genoeg eten voor allemaal. De meeste kinderen vertrekken met het eten gelijk naar huis. Anderen eten het ter plekke op en blijven daarna nog even spelen.


Wanneer ook de tieners eten gehad hebben, ruimen Carianne en ik alles op. We bedanken de koks, praten nog wat na met collega’s en gaan dan naar de auto. Bij de auto hoor ik kinderen roepen: “Komen jullie morgen weer?” Helaas, dinsdag en woensdag gaan wij altijd naar Refilwe, maar wij vertellen de kinderen dat wij donderdag weer hopen te komen. Ze zwaaien enthousiast naar ons vanaf de speeltoestellen en wij zwaaien terug als we het terrein afrijden. “Šalang phela!” (Tot ziens!)


Teunie Oosterwijk

Terug naar overzicht
Terug