doneer nu materialen webshop

Wegen en heggen


ga uit in de wegen en heggen


Op de plekken waar ik werkzaam mag zijn, kom ik veel drank– en drugsverslaafden tegen. In Phumzile, maar ook in Refilwe. Ondertussen ken ik er al heel wat en hebben we ook al heel wat uurtjes samen doorgebracht. Thabo, Pieter, Johan, Jerry, Zorro, Douglas, Babylon, Magriet, Melissa, Sone, Brandon, Monica (14 jaar!), Tinus, Parseka, Davin, Wessel, Thomas. Carlos en Johannes zijn al overleden, anderen hard onderweg.


Allemaal mensen met een geschiedenis. Soms heel onschuldig begonnen – ‘mijn zusje deed het ook, dus’ – soms al diep getraumiseerd voordat het eerste trekje van een crystal-sigaret werd genomen. Meer dan eens treft mij hun degelijke Bijbelkennis. Douglas, bijvoorbeeld, kan zelfs klinkende mini-preekjes houden. Citeert teksten met Bijbelboek, hoofdstuk en versnummer. Ondertussen pent hij ook nog een welluidend gedicht op een afgescheurd stuk karton.

De uiterst treurige toestand waarin deze middelen deze mensen brengen is echter om te huilen. Hoe langer ik omga met hen, hoe meer je verstrikt raakt in een web van leugens en valse beloften. Om moedeloos van te worden, weglopen is de eenvoudigste optie. En toch kan ik niet van hen wegblijven. Hoe komt dat toch?


Nog niet zo heel lang geleden werd in de gemeente van Silverton een machtige preek gelezen van Thomas Boston over Lukas 14:22 – ‘En nog is er plaats’. Het gebeurt wel vaker in deze kerkelijke gemeente dat het werkveld weer op mijn hart wordt gebonden. Toen de deze keer de gelijkenis werd voorgelezen, trof me weer het aandringen van de gastheer:


‘Ga uit in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worde’.

Mijn gedachten gingen naar mijn verslaafde ‘vrienden’ in Phumzile en weer klom het verlangen op in mijn hart om (juist) ook onder hen het Woord te brengen en uit te leggen. Hoe precies, weet ik ook niet… Een Bijbelklas speciaal voor hen? Ga er maar aan staan, een tijdstip afspreken gaat waarschijnlijk een grootse uitdaging worden. Het nakomen ervan een wereldwonder. Maar vaak is het: niet al te veel nadenken, gewoon beginnen.

​​​​​​​Er is nog iets anders wat mij onweerstaanbaar trekt naar deze drugsverslaafde soortgenoten. Ze lijken zo op u en op mij. En op iedereen om me heen. Ik weet dat veel mensen op ze neerkijken, soms zelfs verafschuwen. Ze liegen, ze stelen, ze manipuleren… Maar ik zie in deze mensen letterlijk het beeld van een gevallen zondaar die niet naar God terug kan en wil. De hopeloze toestand waarin ieder mens wordt geboren. Kerkmens of kooivechter, oogfondscollectant of ouderling. Allemaal geboren in een web van leugens, volgens Jeremia: ‘Het hart is arglistig (bedrieglijk), meer dan enig ding’. We hebben allemaal zo onze eigen waarheden, waar we heilig in lijken te geloven. Zelfs als we vrezen dat we op weg zijn naar de eeuwige afgrond, hebben we nog steeds heel wat zaken die ons op de been kunnen houden. En als de nodiging tot ons komt: ‘En nog is er plaats’, hebben we zelfs redenen om dáárvan weg te lopen! Vergelijk die zwangere vrouw. Toen ik laatst met Teunie klaarstond om haar naar een afkickkliniek te brengen, wist ze toch nog genoeg redenen op te noemen om deze stap niet te zetten. Tot vandaag woont ze nog op straat. Over 4 maanden verwacht ze haar derde kindje. Hopeloos toch?

Toch niet! Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil (Joh. 5:21). Namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren (Rom. 4:17). Juist in deze mensen zie ik de nood en het nut van het werk dat wij mogen doen. Sommige van de verslaafden die ik ken, zijn net wandelende doden. Doden die God kan opwekken om ze het eeuwige leven te geven. O Heere! Maak ons dan vriendelijk jegens allen, bekwaam om te leren, en die de kwaden kan verdragen. Om met zachtmoedigheid te onderwijzen degenen, die tegenstaan; of hun God te eniger tijd bekering gave tot erkentenis der waarheid en zij wederom ontwaken mochten uit den strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil (2 Tim. 2:24-26)!

Job Bolier


Terug naar overzicht
Terug