Deze ontvangt zondaars
Door Job Bolier
Hij ontploft bijna van boosheid. Zijn handen beginnen te trillen, hij staat op, loopt weg, komt even later toch weer terug. In Tisetso’s mkhukhu (hutje) zie ik hem rondjes lopen. De beschuldiging van huisroof valt niet in goede aarde. ‘Eén ding weet ik heel zeker! Dit heb ik niet gedaan en dit heb ik nog nooit gedaan!’ Kathlego wordt bozer en bozer. ‘Dit gaat niet de goede kant op’, denk ik. We proberen hem samen te kalmeren, maar zonder resultaat.

beschuldigd
Het was na de Bijbelklas vandaag. Toen ik onderweg was om alle mensen weer thuis te brengen, hield een van de patrollers (gemeenschapsbewaker) me aan. Midden op straat, met een bakkie vol mensen, werd Kathlego beschuldigd. Nu is zijn blazoen al niet zo schoon: een leven van drugsgebruik met verkeerde vrienden in een web van leugens. En dat weet hij ook heel goed. Maar en plein public wordt zijn naam hier nog even wat dieper door het slijk gehaald. Kathlego is er zelf niet bij. Ik hoor het aan, ik zie de mensen om mij heen hoofdschuddend mompelen.
wat nu?
‘Wat doe je als je beschuldigd wordt van iets wat je niet hebt gedaan?’, vraag ik aan de twee jongemannen. Tisetso antwoordt: ‘Dan ga je naar degene toe die je beschuldigt. Je kan beter maar zelf de eerste zijn in plaats van dat ze jou vinden’. Kathlego kalmeert een beetje en stemt toe. ‘Laten we dan samen naar die vrouw gaan. Maar beloof me één ding, vlieg haar niet naar de hals’. Daar heb ik namelijk al een keer eerder bijgestaan en dat was zeker niet de oplossing.


op bezoek
Samen gaan we op weg en strijken neer bij de patroller thuis. Maria, moeder van kinderen, voor geen kleintje vervaard. Haar ogen spuwen vuur als het gesprek begint. Ik probeer me een beetje afzijdig te houden en het hen zelf op te laten lossen. Ik weet ondertussen hoe het hier kan gaan. Snel wordt er heen en weer gepraat. Een mix van Engels, Zulu, Sepedi. Hier en daar pik ik wat op. Een van Kathlego’s foute vrienden heeft zijn naam genoemd in verband met een inbraak. Dus is het waar. Punt uit. Als het eerste stof wat is gedaald, concluderen we samen dat deze beschuldiging wel erg wankel is en geheel zonder enig bewijs. Kathlego blijft erg kalm. Tisetso helpt waar nodig. En zo praten we ons uit deze penibele situatie en spreken af dat Kathlego zich niet langer bij deze foute vrienden voegt. Ergens aan het einde van het gesprek wendt de patroller zich tot Kathlego en Tisetso. Mijn Sepedi reikt net ver genoeg om te horen wat ze zegt. ‘Waarom gaat deze missionaire werker ook om met die tsotsi’s (boeven)? Mensen in Refilwe praten over hem, als hij zich met criminelen ophoudt, dan moet hij zelf ook een crimineel zijn. Hij kan beter bij hen uit de buurt blijven’.
Grootste compliment
Maar mijn hart maakt een vreugdesprong! Ik denk aan:
En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheüs; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. En het geschiedde, als Hij in het huis van Mattheüs aanzat, ziet, vele tollenaars en zondaars kwamen en zaten mede aan, met Jezus en Zijn discipelen. En de Farizeën, dat ziende, zeiden tot Zijn discipelen: Waarom eet uw Meester met de tollenaren en de zondaren? (Mattheüs 9:9-11)
En de Farizeën en de Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars, en eet met hen. (Lukas 15:2)
‘Maria, mag ik wat zeggen?’ Ze stemt toe en kijkt me vragend aan. ‘Je geeft me nu het grootste compliment wat je me kan geven! Werd van Jezus niet hetzelfde gezegd? Ook Hem werd verweten dat Hij omging met criminelen, omdat de meeste mensen niets van hen moesten hebben. Maar Jezus zocht ze op en at met hen. Juist zulke mensen begrepen dat ze vol zonde waren. Als de Heere Jezus dat deed, wat mag ik dan doen?’